Ondertussen ben ik naar mijn derde stad/dorp in Vietnam onderweg, Da Lat. Dit keer opnieuw met de bus maar ’t is toch wel iets compleet anders.
Mijn busreis van Ho Chi Minh city naar Mui né was met Futa buslines en dat zijn echt luxebussen zo bleek. Je reist in complete “rust”. Je moet er natuurlijk het Vietnamese verkeer bij nemen. Onophoudelijk getoeter en nu en dan eens bijna uit je stoel worden gekatapulteerd hoort er nu eenmaal bij. Toch is de Futa bus echt luxueus. Iedereen heeft namelijk een slaapzetel, super airco en jaja, dat kan je gewoon niet verwachten, wifi.
De bus van Mui né naar Da lat waar ik nu op zit is toch wel volledig het tegenovergestelde, hoho. Het is een soort kleine bestelwagen met ventilatiegaten, die ooit dienst deden voor airco. Ik heb toch even mijn ogen opengetrokken toen die “bus” verscheen. Het begon pas echt plezant te worden als ik iedereen hun blik zag telkens we stopten om iemand op te pikken. En ja ’t is waar: Zeg nooit tegen een Vietnamees ” t is niet mogelijk”. Ze vinden wel een oplossing. Bagage wordt gewoon overal tussen gepropt en verschijnen als maar meer verborgen stoelen in de bus. Dan heb je natuurlijk van die mensen die echt de toerist uithangen en heeltijd klagen. Wel he: suck it up or stop travelling. Dit is nu eenmaal hoe Vietnamezen ook reizen.
Wel zalig om beide varianten van een bus eens te mogen ervaren.
Delta mekong
Voor ik in Mui né terecht kwam, ben ik de Delta mekong gaan bezoeken. Tours zijn niet volledig mijn ding. Zeker niet op Vietnamese wijze want die zijn nogal gehaast. Dit is jammer genoeg soms de enige oplossing als je niet veel tijd hebt in een land. Toch heb ik er van genoten en ben ik opnieuw enkele toffe mensen tegengekomen, waarvan ik een opnieuw zal opzoeken in Da’nang.
Tijdens de tweedaagse guided tour hebben we verschillende, waarschijnlijk alle traditionele, vervoersmiddelen gebruikt:
– Een toeristische boot. Waar de reddingsvesten ook in aanwezig waren.
-Kleine bootjes met een iemand die roeit achteraan de boot. Waanzinnig om te zien hoe behendig ze zijn met die boten. Hun peddels zijn ook niet breed zodat ze in smalle beekjes kunnen varen en toch draaien ze ermee alsof het niet is.
– een mini paard en een kar. Dit was echt wel grappig want iedereen dacht dat we ergens naartoe gingen maar uiteindelijk keerden we gewoon terug naar dezelfde plaats.
De dingen die we zagen waren best indrukwekkend en leerrijk. We zijn een aantal lokale “fabriekjes” gaan bezoeken waar het productieproces uiteen werd gedaan.
Een plaats waar ze kokossnoep maakten.
(Het productieproces van de kokossnoepjes. Ze waren wel top!)
Hier hadden ze ook slangenwijn en ja natuurlijk kon ik het niet laten om te vragen of ik mocht proeven. Het smaakte eigenlijk gewoon naar niet zo staffe wodka.
Hoe men rijstnoodles maakt, werd ook uit de doeken gedaan en nadien konden we proeven van een soort noodle pizza. Wel echt lekker! Alleen moeilijk om te eten want het brokkelt makkelijk af.
( and then you have rice noodles!)
Daarna mochten we op een klein terras proeven van de plaatselijke honingtee. Ik vond die echt heerlijk! Op diezelfde plaats kreeg ik ook een slang in mijn nek gezwierd. Hij had precies zin om mee te gaan met mij want hij wou eerst mijn been niet meer lossen.
Na die eerste dag reden we met de bus naar Can Tho, de grootste stad in de mekong delta en trokken we met een paar het stad in. Niet te lang want om 6u ’s ochtens moesten we paraat staan voor het ontbijt zodat we op tijd bij de floating market konden arriveren.
Dat was echt WOW! Het hoogtepunt van die tweedaagse.
The floating markets – the best part of the trip
Zo triest en tegelijk magnifiek om te zien hoe sommige boeren volledig vanuit Cambodja in erbarmelijke omstandigheden met de boot naar de floating market komen om er hun goeds te verkopen.
Op elke farmer zijn boot staat een stok met daaraan het product dat ze verkopen gevestigd.
Het laden en lossen bij die boten duurt verschrikkelijk lang want alles wordt gewoon met de hand gedaan. Maar doe maar eens hoor, 200 meloenen van de ene boot in de andere boot leggen.
De ‘wholesalers’ of ‘groothandelaars’, die eigenlijk niet groot zijn, zijn de mensen die alles van farmers inkopen en dan terug aan land aan standhouders op de markt verkopen.
Na de floating markets zat de trip erop en vertrokken we terug naar Ho Chi Minh city met de bus. Ik ben nog een extra dag daar gebleven omdat iedereen me zei dat ik zeker het war museum moest doen en gewoon om ook wat op adem te komen. Het war museum was inderdaad echt de moeite. Alleen spijtig dat er niet veel over de oorzaak van de Vietnamese oorlog werd verteld. Gelukkig kon ik een franse gids wat volgen en het een en ander oppikken. Ook een ouder koppel dat ik in de hostel had ontmoet tijdens het ontbijt wist me wat uitleg te geven. Ze zeiden me ook, uit het niets ” You’ll do fine in life.”, was wel leuk om horen.
‘S avonds nog wat pintjes pakken en dan ’s morgens de bus op richting Mui Né.
Op naar Mui né
Volgens de meesten is Mui Né zo’n aanrader maar dat was het toch niet helemaal voor mij. Je moet namelijk met twee of meer zijn om er “goedkoop” te verblijven en het is zo enorm toeristisch. Overal zijn resorts en er is maar een hostel dat 5 dagen op voorhand is volgeboekt. Toch was het goed om het dorp even te zien. Ik heb een fiets gehuurd en een aantal guesthouses afgereden om een slaapplaats te vinden, daarna een bus zien te vinden om de volgende dag naar Da Lat te kunnen reizen ( dat was niet zo simpel.).
(Mui Né. Het is eigenlijk gewoon een lange straat met enorm veel resorts en restaurantjes en bars.)
(En deze was de klucht van de dag. Deed me toch wel even goed lachen!)
Op dit moment zit ik dus op die, o zo, aangename bus. Overal langs de weg, in de bergen, zie ik vuurtjes. Ik weet niet of ze opzettelijk zijn aangestoken of het gewoon door de droogte en hitte komt. Het is namelijk 35 graden. Ik ben toch blij dat ik er al aan gewend ben door het Australische klimaat.
Mijn excuses voor de wat langere blogpost. Ik zou nog zeer veel kunnen zeggen en tonen maar dat hou ik voor als ik thuis kom.